Renee Stroomer
Adviseur archeologie en agrarisch erfgoed
Renee ondersteunt gemeenten in Noord-Holland op het gebied van archeologie en agrarisch erfgoed en is verantwoordelijk voor de Steunpunt activiteiten rondom deze thema’s. Daarnaast is zij verantwoordelijk voor het Netwerk van Erfgoedprofessionals.
Enkele vragen die Renee Stroomer vaak beantwoordt
Voor een goede kwaliteit van vergunningverlening is een goede kwaliteit van archeologisch onderzoek nodig. Een gemeente zal er dus op toezien dat alles waarop de KNA van toepassing is volgens die norm uitgevoerd. Het vraagt deskundigheid om daarbij te kiezen voor onderzoeksmethodes en -vraagstellingen die passen bij de betreffende locatie en om de bijbehorende stukken op waarde te schatten. Veel gemeentes zonder ‘eigen’ archeoloog zullen daarvoor een adviseur inhuren.
In de archeologische beroepsgroep gelden de normen en kwaliteitseisen voor uitvoeringswerkzaamheden. De KNA is een verplichte norm voor alle instellingen en personen die werken binnen de gravende archeologische monumentenzorg in Nederland. Het gaat daarbij onder meer om: veldonderzoek, opgraven, registreren, deponeren van vondsten en de archeologische begeleiding van projecten. [Meer informatie op de website van de SIKB]
In de meeste gevallen is archeologiebeleid gericht op het behoud van archeologische waarden in de bodem en op het beter zichtbaar en beleefbaar maken van archeologie. In het archeologiebeleid leg je vast hoe je dit als gemeente gaat regelen. Belangrijke middelen zijn de archeologische verwachtingen- en beleidskaart, toezicht op archeologisch onderzoek en vooral het zorgen dat in werkprocessen vroegtijdig rekening gehouden wordt met archeologie. In het beleid kan je ook vastleggen op welke manier archeologie verbonden kan worden met andere opgaven.
Vondstmeldingen komen in vele soorten en maten. De wind blaast botresten bloot in de duinen, een detectoramateur vindt een schat in een akker of er komen bij de aanleg van een kelder vondsten naar boven. Elk van deze genoemde voorbeelden vraagt om een andere aanpak. Als er direct actie nodig is om een vindplaats veilig te stellen kan het best contact opgenomen worden met de gemeente.
Als er menselijke resten worden aangetroffen, moet dat in de eerste plaats aan de politie worden gemeld. Dat geldt ook bij de vondst van wapens en munitie. Als blijkt dat het een archeologische vondst is, dan moet deze zo snel mogelijk worden gemeld bij het provinciaal depot voor bodemvondsten (023-5144514) Of is dit alleen in het duingebied? En stelt het depot de gemeente op de hoogte?. Uiteindelijk is de gemeente verantwoordelijk voor de afhandeling. Meestal zal een gecertificeerd bedrijf in de eerste plaats een inspectie doen, waarna kan worden onderzocht of de vondst kan worden afgedekt of opgegraven moet worden.
Als een vindplaats wordt aangetroffen bij werkzaamheden moet dit direct worden gemeld. Indien nodig kan de gemeente de werkzaamheden stilleggen. Ook dan zal begonnen worden met een inspectie van de vindplaats. Dan moeten de vervolgstappen worden bepaald. Als er een vergunning is verleend voor de werkzaamheden zonder voorwaarden voor archeologisch onderzoek is de gemeente financieel verantwoordelijk voor het onderzoek.
Particulieren moeten hun vondsten melden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarvoor is een vondsmeldingsformulier op de website. De vondstmelding wordt opgenomen in het centrale archeologische informatiesysteem. Voor het melden van losse (metaaldetectie-) vondsten gebruik je de PAN-app.
Hoewel er hogere eisen worden gesteld aan een eventuele verbouwing of verduurzaming van uw pand nadat het is aangewezen als monument, betekent dit niet dat u niets meer mag doen met uw pand. Aanpassingen en/of verbouwingen zijn nog steeds mogelijk wanneer een pand monument is, maar daarvoor is dan een ‘omgevingsvergunning monumentenactiviteit’ nodig. Bij de aanvraag voor een vergunning zal de gemeente altijd de afweging maken tussen wat de eigenaar wenst en het behoud van de monumentale waarden van het pand.
Gemeenten hanteren verschillende regels met betrekking tot het splitsen van stolpboerderijen. In het bestemmingsplan van uw gemeente kunt u zien welke regels op uw perceel van toepassing zijn. Het bestemmingsplan kunt u inzien op ruimtelijke plannen.nl. Een planologisch adviseur kan u helpen bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing bijvoorbeeld als u de bestemming wilt wijzigen of de stolpboerderij wilt splitsen. Het is verstandig om vroegtijdig contact op te nemen met de gemeente om te vragen of zij het plan aanvaardbaar vinden, welke ontwikkelingen zij graag zien, welke procedure van toepassing is en welke eisen en voorwaarden aan deze procedure zijn verbonden.
Verder is het nuttig om, als uw perceel in het buitengebied ligt, de provinciale ruimtelijke verordening te raadplegen. Past de ontwikkeling binnen de regels van de PRV? Kan de stolp bijvoorbeeld gesplitst worden? Past de functieverandering binnen het provinciale beleid?
Stolpenerven zijn streekgebonden en dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de plek. Een streekeigen stolpenerf vertelt veel over de geschiedenis en het gebruik van de stolp. Op het erf kunnen karakteristieke bijgebouwen staan, maar ook boomgaarden, moestuinen, windsingels of andere beplanting. Voor hulp bij een erfinrichtingsplan kunt u contact opnemen met een landschapsontwerper bij Natuurlijke Zaken van Stichting Landschap Noord-Holland, tevens hebben zij een aantal nuttige ervenhandboeken ontwikkeld aan de hand waarvan je een boerenerf streekeigen kunt maken. Als u een boomgaard heeft dan kunt u contact opnemen met de POMologische Vereniging Noord-Holland. Zij weten alles van boomgaarden en fruitrassen en geven onder andere advies en cursussen.