1. Inleiding
De Omgevingswet betekent voor de archeologie zowel continuïteit als vernieuwing. De kern, het zorgvuldig omgaan met archeologische waarden en behoud in situ, blijft onverminderd belangrijk. Dat principe is op Europees niveau geregeld en vormt de basis van het Nederlandse stelsel. Tegelijkertijd vraagt de Omgevingswet om een andere manier van werken.
Waar archeologie in het verleden vooral juridisch werd vastgesteld via bestemmingsplannen, vormt het omgevingsplan nu een integraal instrument dat regels over de fysieke leefomgeving bundelt. Voor gemeenten betekent dit enerzijds het consolideren van bestaand beleid, maar anderzijds ook het ontwikkelen van nieuw beleid dat aansluit bij het integrale karakter van de wet. Hoe dat eruitziet en welke aandachtspunten daarbij van belang zijn, kun je lezen in dit artikel.
2. Archeologie als bouwsteen
Noord-Holland is een provincie met een rijk bodemarchief. Een goede borging van archeologie in het omgevingsplan is essentieel. Gemeenten die hun archeologiebeleid helder verankeren, zorgen voor duidelijke kaders richting initiatiefnemers en dragen bij aan een zorgvuldig gebruik van de ondergrond.
Archeologie is meer dan een toetsingskader of een verplichting. Het is een bron van kennis over de ontwikkeling van ons landschap en onze samenleving. Door archeologie vroegtijdig te betrekken, ontstaat ruimte om haar te benutten als bouwsteen voor ruimtelijke kwaliteit. Het omgevingsplan kan daarnaast worden verbonden met bredere beleidsinstrumenten, zoals een omgevingsvisie of een programma archeologie. Zo krijgt archeologie een volwaardige plaats binnen de afweging tussen beschermen, benutten en beleven.
De archeologisch deskundige speelt hierin een sleutelrol, zowel bij beleidsontwikkeling als bij de beoordeling van initiatieven. Door deze expertise tijdig te betrekken, kan beleid niet alleen juridisch goed worden geregeld, maar ook inhoudelijk bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit en identiteit.

Foto van toegankelijke en beleefbare archeologische vondsten in het metrostation Rokin in Amsterdam
3. Wettelijke bescherming van archeologie
De bescherming van de archeologie in Nederland is gebaseerd op twee wetten die elkaar aanvullen: de Erfgoedwet en de Omgevingswet. De eerste regelt het ‘hoe’ van archeologisch onderzoek, de tweede het ‘waar’ en ‘wanneer’. Waar de Erfgoedwet vooral gericht is op het uitvoeren van archeologisch onderzoek en de omgang met vondsten, biedt de Omgevingswet het juridische kader om archeologie een plek te geven in de ruimtelijke ordening.
De Erfgoedwet, die sinds 2016 van kracht is, en de Wet op Archeologische Monumentenzorg (Wamz) uit 2007 heeft vervangen, waarborgt de kwaliteit en het proces van archeologisch werk. De wet bepaalt onder meer wie archeologisch onderzoek mag uitvoeren, hoe dat moet gebeuren (conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, de KNA), en wat er met vondsten moet gebeuren. Deze wet is vooral van toepassing op het moment dat er wordt opgegraven of onderzoek wordt gedaan. Maar ze zegt niets over waar en wanneer onderzoek nodig is.
De ruimtelijke bescherming is geregeld via de Omgevingswet, die sinds 2024 van kracht is. Deze wet vervangt onder meer de Wet ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan, en vraagt van gemeenten om archeologie actief een plek te geven in het omgevingsplan.
4. Borging van archeologie
De Omgevingswet verplicht gemeenten om in hun omgevingsplan rekening te houden met het behoud van cultureel erfgoed, waaronder archeologische waarden. Deze hoofdregel is vastgelegd in artikel 2.28 van de Omgevingswet en nader uitgewerkt in artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Daarin staat dat gemeenten bij het stellen van regels in het omgevingsplan archeologische monumenten en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden moeten beschermen.
Dat begrip aantoonbaar is cruciaal: het verplicht gemeenten om hun beleidskeuzes goed te onderbouwen. Verwachtingskaarten en zoneringen moeten gebaseerd zijn op actuele kennis, zoals resultaten van eerder onderzoek, historische en landschappelijke gegevens of archeologische modellen. Die onderbouwing vormt de basis voor de regels die in het omgevingsplan worden vastgelegd, bijvoorbeeld over onderzoeksplichten of behoud in situ.
Het opnemen van archeologische regels in het omgevingsplan is dan ook geen kwestie van ‘verstandig beleid’, maar een verplichte uitwerking van de instructieregels uit de wet. Wel vraagt dit om een bewuste en integrale aanpak: archeologie moet niet op de lange baan worden geschoven, maar structureel worden ingebed in de bredere organisatie en beleidsprocessen rondom de fysieke leefomgeving. Zo ontstaat een samenhangend stelsel waarin juridische borging, beleidsvisie en uitvoeringspraktijk elkaar versterken.
Het is belangrijk om te beseffen dat archeologie onder de Omgevingswet deel uitmaakt van een integrale set kwaliteitsregels. Gemeenten moeten zelf de samenhang zoeken met andere deelaspecten, zoals gebouwd erfgoed, landschap, natuur en water, zodat archeologie niet op zichzelf staat maar bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving als geheel.
5. Archeologische monumenten
5.1 Archeologische rijksmonumenten
Archeologische monumenten zijn terreinen die deel uitmaken van ons cultureel erfgoed vanwege de aanwezige overblijfselen, voorwerpen of sporen van menselijke activiteit. Ze kunnen de status hebben van rijksmonument, provinciaal monument of gemeentelijk archeologisch monument.
Voor rijksmonumenten (70 in Noord-Holland) geldt dat zij zijn aangewezen door de minister van OCW op grond van de Erfgoedwet. Dat verandert niet onder de Omgevingswet. Het Rijk verzorgt de opname van rijksmonumenten in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en gemeenten nemen deze in principe niet op in het omgevingsplan. Wel is het raadzaam alert te zijn op hoe het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) vragenbomen hanteert, zodat activiteiten op/ rond archeologische rijksmonumenten niet buiten de gemeentelijke toetsing om plaatsvinden.
Daarnaast is het belangrijk dat gemeenten zich realiseren dat zij bij een meervoudige vergunning (waarbij meerdere activiteiten worden gecombineerd) het bevoegd gezag zijn, ook voor archeologische rijksmonumenten. In dat geval moet de gemeente advies vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE); dit advies is bindend.

Foto van een grafheuvel in Zwaagdijk, archeologische rijksmonumenten, in de gemeente Medemblik
5.2 Provinciale archeologische monumenten
Provinciale archeologische monumenten worden aangewezen door de provincie. Noord-Holland telt momenteel acht van deze monumenten. Ze liggen allemaal binnen de tien aangewezen archeologiegebieden van de provincie en zijn nauw verbonden met regionale cultuurhistorische structuren, zoals beschreven in beleidsdocumenten als de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (Beschrijving archeologisch belang tien gebieden (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, Provincie Noord-Holland).
In tegenstelling tot rijksmonumenten moeten provinciale monumenten wél door gemeenten worden opgenomen in het omgevingsplan, met de functieaanduiding ‘provinciaal monument’. De gemeente is verantwoordelijk voor het vaststellen van het omgevingsplan en voor de vergunningverlening. De provincie heeft in de Verordening NH2022 beleidskaders en instructieregels opgenomen die gemeenten verplicht moeten verwerken.
De provincie heeft daarnaast een toezichthoudende taak op grond van de Wet RGT (Wet revitalisering generiek toezicht). Die taak staat los van het omgevingsplan, maar het omgevingsplan vormt wel een belangrijk instrument om het beschermingsniveau van provinciale archeologische monumenten te kunnen toetsen en, waar nodig, via handhaving te borgen. Zo bewaakt de provincie dat deze monumenten duurzaam behouden blijven binnen het bredere ruimtelijke beleid.
5.3 Gemeentelijke archeologische monumenten
Gemeenten kunnen daarnaast ook zelf archeologische monumenten aanwijzen die van gemeentelijk belang zijn. Daarbij maken zij een eigen lokale belangenafweging en nemen zij passende beschermingsregels op in het omgevingsplan. Tot op heden zijn binnen de provincie slechts drie gemeentelijke archeologische monumenten aangewezen, namelijk door de gemeenten Hoorn en Zaanstad.
5.4 Bescherming van de ondergrond van een monument
De ondergrond van een gebouwd rijksmonument is niet automatisch archeologisch beschermd. Alleen onderdelen die juridisch als bestanddeel van het monument worden gezien, zoals bijvoorbeeld funderingen, opgenomen resten van voorgangers of grafkelders die deel uitmaken van de vloer — vallen onder de monumentenbescherming. De grond zelf en roerende archeologische resten behoren hier dus niet toe. Als in of onder het monument archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn, moet de gemeente hiervoor in het omgevingsplan een archeologisch regime vastleggen (artikel 5.130 Bkl).
5.5 Omgeving van het rijksmonument
De instructieregel over het voorkomen van ontsiering of beschadiging in de omgeving van monumenten richt zich primair op zichtbare monumenten. Bij zichtbare archeologische rijksmonumenten (zoals ruïnes, wallen of terpen met bovengrondse elementen) speelt ontsiering dus een rol. Voor geheel ondergrondse archeologische monumenten ligt de nadruk vooral op het voorkomen van beschadiging, wat al verplicht is op grond van artikel 5.130 2a Bkl.
Gemeenten kunnen er daarnaast voor kiezen om in lijn met de instructieregel, aanvullend beleid op te nemen om ook onzichtbare archeologische rijksmonumenten beter te beschermen tegen activiteiten in de omgeving. Maar juridisch gezien ligt de basis van hun verantwoordelijkheid in het archeologisch regime, niet in de ontsieringsbepalingen.

Foto van een deel van Oud-Haerlem (archeologisch rijksmonument) en Kasteel Assumburg in de verte in Heemskerk
6. Wat als archeologie nog niet planmatig is geregeld?
Veel gemeenten hadden de archeologische waarden al in hun bestemmingsplannen geborgd. Dat was sinds 2007 verplicht op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze bestemmingsplannen automatisch opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot eind 2031 de tijd om deze regels over te zetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan en te beoordelen of aanpassing of uitbreiding nodig is.
Voor gemeenten die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog geen archeologische bescherming (via oppervlakte- en dieptecriteria) in hun bestemmingsplannen hadden geregeld, geldt het zogeheten ‘overgangsrecht’. Daarvoor heeft het rijk in het tijdelijk deel van het omgevingsplan een aantal standaardregels opgenomen, de zogenaamde Bruidsschat. De Bruidsschat maakt onderdeel uit van het omgevingsplan en bevat regels die eerder op rijksniveau golden, maar nu onder verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen.
Voor archeologie betekent dit onder meer dat bodemverstorende activiteiten kleiner dan 100 m² zijn vrijgesteld van onderzoeksplicht (Bruidsschat artikel 22.22). Daarnaast bevat de ‘Bruidsschat’ algemene bepalingen over archeologische monumenten, aanvraagvereisten, rapportageplichten en voorschriften bij bodemverstoring. Deze regels vormen een belangrijk vangnet zolang gemeenten hun omgevingsplan nog niet hebben vastgesteld.
Een vangnetbepaling in de erfgoedverordening was voor veel gemeenten een tijdelijk hulpmiddel in de aanloop naar de Omgevingswet, bedoeld om archeologie toch enigszins te beschermen zolang nieuw beleid nog ontbrak. Wanneer zo’n bepaling echter verwijst naar verouderd beleid of kaarten, kan dit leiden tot onduidelijkheid en een beroep op de algemene zorgplicht uit de wet.
Bronnen
Artikelen uit Kennisbank Steunpunt
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/erfgoed-in-omgevingsvisie/
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/expertsessie-erfgoed-in-de-omgevingswet/
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/verslagcursuserfgoedindeomgevingswet/
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/verslagcursuserfgoedindeomgevingswet/
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/participatie-en-erfgoed-als-basis-ingredienten-voor-een-omgevingsvisie-enkele-tips-en-voorbeelden/
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/met-archeologie-meer-omgevingskwaliteit/
- https://steunpuntcultureelerfgoednh.nl/vier-acties-om-archeologisch-erfgoed-beter-te-beschermen-onder-de-omgevingswet/
Handreikingen Steunpunt:
- Vormen van erfgoedbescherming in het omgevingsplan: Handreiking voor Noord-Hollandse gemeenten (2024)
- Syllabus voor de Nieuwe Erfgoedprofessional (2025, op aanvraag)
Websites
(Beeldverantwoording: André Russcher)
Deel dit artikel
Categorieën
Tags
Gerelateerde berichten

Culturis helpt bij vraagstukken erfgoedinstellingen
Categorie: Archeologie, Cultuurlandschap, Duurzaamheid, Gebouwd erfgoed, Omgevingswet
Sta je als culturele organisatie in Noord-Holland voor strategische, financiële of organisatorische uitdagingen? Culturis (voorheen Cultuurherstel) koppelt culturele leiders aan ervaren professionals uit het bedrijfsleven die graag meedenken over zakelijke vraagstukken en optreden als sparringpartner voor toekomstbestendige keuzes.

Subsidie voor versterking erfgoedtaken bij gemeenten
Categorie: Archeologie, Cultuurlandschap, Gebouwd erfgoed
De ministeries, provincies en gemeenten gaan een nieuwe stap zetten in de uitvoering van het programma Erfgoed & Overheid van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).