Cultureel erfgoed is onlosmakelijk verbonden met omgevingskwaliteit

Door Joske Poelstra, Bas Schout en Kim Zweerink

De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Vanaf dat moment verdwijnt het instrument bestemmingsplan; deze gaat op in het tijdelijke omgevingsplan dat elke gemeente dan automatisch heeft. Elke gemeente heeft nog tot 1 januari 2030 de tijd om het tijdelijke deel om te zetten naar het definitieve omgevingsplan. Dit moet dan voldoen aan de eisen die de Omgevingswet daaraan stelt. Het bestemmingsplan wordt een omgevingsplan, een heel ander instrument met een bredere reikwijdte, namelijk de fysieke leefomgeving.

De Omgevingswet benoemt naast een veilige en gezonde leefomgeving ook een goede omgevingskwaliteit als maatschappelijke doelstelling voor de fysieke leefomgeving. Cultureel erfgoed maakt daar expliciet onderdeel van uit. Het verrijkt de beleving van de fysieke leefomgeving en is bepalend voor de identiteit. Daarbij gaat het niet alleen om monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten, maar ook over karakteristieke landschappen, wijken, structuren en gebouwen die een verhaal vertellen. In het huidige Besluit ruimtelijke ordening staat dat slechts in de toelichting moet worden aangegeven hoe is omgegaan met cultureel erfgoed. In de Omgevingswet moet elke gemeente in het omgevingsplan rekening houden met cultureel erfgoed en moeten daarvoor in ieder geval regels worden gesteld (BKL artikel 5.130).

De definitie van omgevingskwaliteit gaat uit van een integrale benadering. Dit vereist de ontwikkeling van een samenhangend kwaliteitsstelsel en mogelijk ook een andere plansystematiek om te sturen op kwaliteitsdoelen dan we gewend zijn. Van achteraf toetsen op harde normen naar het voeren van een gesprek om samen waarden te herkennen en te erkennen. Zo verschuift de focus van verbieden naar het bieden van mogelijkheden, van regels naar dialoog, en van sturen op kwaliteitsresultaat naar het bevorderen van een kwaliteitscultuur.

De vraag is hoe we dit kunnen operationaliseren met de instrumenten die de Omgevingswet biedt. Helder verwoorden en prioriteren van kwaliteitsdoelstellingen in de omgevingsvisie is al een moeilijke opgave. Nog lastiger is het om deze doelstellingen door te laten werken in het omgevingsplan met concrete regels. De inzet daarbij is een integrale en gebiedsgerichte benadering van omgevingskwaliteit, niet als aparte ‘speklaag’ maar verweven door alle relevante artikelen.

De huidige sectorale wet- en regelgeving, zoals de Erfgoedwet, de Woningwet en de Wet ruimtelijke ordening, biedt al instrumenten voor het beschermen van erfgoed en voor het sturen op de fysieke aspecten van omgevingskwaliteit. Dubbelbestemmingen ‘cultureel erfgoed’ in het bestemmingsplan, gebiedsgerichte welstandsniveaus of het aanwijzen van monumenten en beschermde stads- of dorpsgebieden bieden al een basis voor een omgevingskwaliteit. Door slimme samenvoegingen kan het bestaande beleid gebruikt worden voor het omgevingsplan. We denken dan aan gebiedsgerichte beleidsniveaus met een bepaalde kwaliteitsregie en daaraan gekoppeld regels en processen voor benutten en beschermen van aanwezige waarden. In beschermde gezichten kan de inzet van advisering vooral gericht zijn op het bieden van maatwerk, terwijl in gebieden met een regulier beleidsniveau veel meer gestuurd kan worden op zorgplicht voor bewoners en initiatiefnemers zelf, bijvoorbeeld door meer vergunningvrij bouwen mogelijk te maken.

De beleidsniveaus kunnen in het omgevingsplan vertaald worden in werkingsgebieden en regels in het omgevingsplan. Denk daarbij aan het toestaan van bepaalde activiteiten, zorgplichten en doelregels over sturen op bepaalde kwaliteiten. Daarnaast kan in het omgevingsplan ook de inzet van de gemeentelijke adviescommissie gekoppeld worden aan de beleidsniveaus.

Ingewikkeld? Dat is het zeker. Veel gemeenten zetten het ruimtelijk beleid op dit moment dan ook zoveel mogelijk beleidsneutraal over naar het omgevingsplan. Dat klinkt misschien als een gemiste kans, maar de opgave van de gemeente is enorm. Ook is er nog niet altijd een actuele omgevingsvisie beschikbaar waarin keuzes zijn gemaakt over alle onderdelen van de fysieke leefomgeving. Helemaal beleidsneutraal overgaan is overigens zeker niet mogelijk. Denk alleen al aan de instructieregel over de omgeving van het monument en het feit dat onder het begrip ‘monument’ ook karakteristieke en beeldbepalende gebouwen vallen. Dat betekent dat ook voor die gebouwen regels moeten worden gesteld.

Het realiseren van een integrale en gebiedsgerichte benadering van omgevingskwaliteit hoeft overigens niet in één keer. We hebben met de transitieperiode van de Omgevingswet voldoende tijd om invulling te geven aan dit perspectief. Het begint met een meedenkende houding en de ambitie om daarna aan de slag te gaan met een integrale waardering van de fysieke leefomgeving en het borgen van deze waarden in het omgevingsplan.

(Beeldverantwoording: André Russcher)

Deel dit artikel

Categorieën

Tags

Gerelateerde berichten

  • ‘Erfgoed als uitgangspunt’, een interview met Carola Hein

    Categorie: Gebouwd erfgoed, Omgevingswet

    Carola Hein sprak tijdens ons Samen Slimmer symposium over de veelzijdige historie van ons water en benadrukte hoe belangrijk het is om hier op een brede manier over na te denken. Hoe kunnen we omgaan met de waardeverandering in relatie tot ons watererfgoed? En hoe kunnen we het narratief benutten door het watererfgoed in te zetten voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving?

  • In beeld: Samen Slimmer 2024

    Categorie: Archeologie, Cultuurlandschap, Duurzaamheid, Gebouwd erfgoed, Omgevingswet

    Tijd voor onze favoriete excursie van ’t jaar: de lente-excursie van het Steunpunt! Dit keer bezoeken we moois op en rondom de hei tussen Hilversum en Laren. We spreken met elkaar af bij Station Hilversum, waar we ons niet uit het veld laten slaan door een klein lente-buitje.