De Krakeling: Een gasloos monument met een slimme inpassing van installaties 

Projectgegevens
  • Naam project: Herbestemming en verduurzaming voormalig jeugdtheater De Krakeling 
  • Locatie: Hoek Marnixstraat en de Nieuwe Passeerdersstraat, Amsterdam 
  • Architect (oorspronkelijk): Jonas Ingenohl en Karel Muller 
  • Bouwjaar: 1880 
  • Bouwstijl: Hollandse neorenaissance 
  • Oorspronkelijke functie: turnzaal; vanaf 1978 jeugdtheater 
  • Huidige functie: kantoor 
  • Ontwerp transformatie: Kodde Architecten 
  • Opdrachtgever: ALL Monuments 
  • Aannemer: GF Deko 
  • Duurzame installatie: KlimaatConcept 
  • Gerealiseerd: 2023
Bevindingen
  • Het eerste turngebouw van Amsterdam, gebouwd in 1880, speelde in op de groeiende belangstelling voor gymnastiek en sport in de 19e eeuw. 
  • In het ontwerp was al aandacht voor hygiëne en ventilatie, zo werden in het dak handmatig te bedienen ventilatieroosters met luiken aangebracht. 
  • De plattegrond had een U-vorm met een open binnenplaats waar buiten geoefend kon worden. De turnzaal (39 bij 13 meter) kon met een verplaatsbare wand in tweeën worden gedeeld.   
  • In de hoge ‘boekensteunen’ aan de Marnixstraat en de Leidsekade waren huurwoningen opgenomen. Het souterrain aan de Marnixstraat was in gebruik als bierkelder voor de Amsterdamsche Turners Sociëteit. 
  • De monumentale waarde ligt voor een deel in de ruimtelijkheid van de turnzaal, maar vooral ook in onderdelen van het interieur zoals het gewelfde plafond, de balustrades met hekwerken en de muurschilderingen met turnspreuken.  Karakteristieke spreuken luiden onder meer: “Drie die elkander helpen willen, zijn machtig zesmans werk te tillen”, “Zeggen is goed, maar doen is beter” en “Als het hoofd zwiert, sukkelen de leden”. 
  • Vanaf 1978 deed het gebouw dienst als jeugdtheater De Krakeling, verwijzend naar de nabijgelegen Koekjesbrug. Rond 2020 verhuisde het theater naar het Westergasterrein. 
  • Daarmee kwam het pand vrij voor een nieuwe functie en werd de noodzakelijke herfundering aangegrepen om een herbestemming te realiseren.
Proces

Na het vertrek van het jeugdtheater besloot de eigenaar, een commerciële belegger, het gebouw te transformeren tot een kantoor. Kodde Architecten werd ingeschakeld vanwege hun ervaring met vergelijkbare projecten. Al in een vroeg stadium werd het gesprek gezocht met de afdeling erfgoed van gemeente Amsterdam en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het gezamenlijk doorlopen van het pand met de monumentenadviseur van de gemeente leverde een constructieve dialoog op en maakte maatwerkafspraken mogelijk. 

Zo werd de serre uit de jaren tachtig aan de voorzijde verwijderd en de oorspronkelijke gevel met getoogde vensters zorgvuldig gereconstrueerd. De blinde nissen kregen nieuwe ramen met een hedendaagse stalen invulling, waardoor het gebouw meer verbonden raakte met de straat. Ook de achterzijde werd opgeschoond: alle uitbouwen verdwenen, waarna de gevel in blokverband werd hersteld en een nieuwe transparante serre kon worden toegevoegd.

Nieuw stalen kozijnen en zinken roevendak in de voorgevel achter gedeeltelijk aangepast hekwerk met oorspronkelijke staanders

Zicht op het tweelaags inbouwmeubel van houten lamellen met ronde inkepingen

Succesfactoren

Het succes van de transformatie ligt vooral in de creatieve omgang met de negen meter hoge turnzaal. Opsplitsen was niet toegestaan vanwege de kenmerkende ruimtelijkheid. Kodde Architecten ontwierp daarom een tweelaags inbouwmeubel, dat vanwege zijn ronde vormen al snel de bijnaam walvis kreeg. Het meubel is semitransparant uitgevoerd met houten lamellen en afgeronde inkepingen voor het vergroten van de zichtlijnen door de zaal. Elke lamel is uniek en werd afzonderlijk genummerd om montage te vergemakkelijken; nummer 1 verwijst symbolisch naar Athene, de stad van de eerste moderne turnwedstrijden. Het meubel neemt niet meer dan de helft van het vloeroppervlak in beslag, waardoor de monumentale openheid behouden bleef en er toch bruikbare kantoorruimte ontstond.  

Voor de akoestiek werd een gespecialiseerd bureau ingeschakeld. Met maatregelen op de galerijen, wandplaten en voorzieningen op het meubeldak kon de nagalmtijd aanzienlijk worden teruggebracht, zodat de zaal geschikt werd voor overleg en vergaderingen. 

Struikelblokken 

Hoewel de herfundering van de wanden al was gestart, bleek ook de vloer in slechte staat en moest deze volledig worden vernieuwd. Voor de opdrachtgever was dit een financiële tegenvaller, maar de architect zag kansen. Onder de nieuwe vloer kon namelijk een bodembron voor warmte- en koudeopslag worden gerealiseerd. Acht bronnen op 175 meter diepte voeden nu twee warmtepompen. De warme en koele lucht wordt verspreid via onzichtbare kanalen in de nieuwe vloerbalken en de constructie van de walvis. Via subtiele diffusors wordt de lucht gelijkmatig verdeeld, waardoor geen aanvullende airconditioning nodig is. Dit beperkt ook de totale energievraag, die vergelijkbaar is met 3 tot 4 eensgezinshuidhoudens. De benodigde elektriciteit wordt geleverd door 64 PV-panelen op het achterdakvlak, uit het zicht vanaf de openbare weg. 

De oude vloerdelen zijn in overleg met de gemeente zorgvuldig genummerd, uitgenomen en onder de nieuwe vloer teruggeplaatst. Ongeveer zestig procent van het oorspronkelijke materiaal kon zo behouden blijven; de rest was in eerdere perioden al vervangen. Hoewel dit een forse investering vergde en het hout nu aan het zicht is onttrokken, blijft het historische bouwmateriaal op deze manier bewaard. Tijdens de werkzaamheden kwamen bovendien muurschilderingen, deuren en lijstwerk tevoorschijn, die zichtbaar zijn gemaakt en de historische gelaagdheid van het gebouw versterken.

Zicht vanaf de overloop met convectorverwarmingen (links)

Werkplekken op de begane grond met diffusors (rechts)

Lessen

In de beginfase werd overwogen een lucht-waterpomp toe te passen, maar die zou ontsierende buitenunits vereisen. Het voorstel om deze in de schuttingen van de nieuwe serre te integreren, kreeg geen goedkeuring van de gemeente. Volgens het gemeentelijk beleid moesten installaties inpandig worden opgelost, wat ingrijpende doorvoeren in het dak noodzakelijk maakte. De belangrijkste les die de architect gemeenten meegeeft is dan ook: hanteer regelgeving niet te rigide, maar bied ruimte voor maatwerkoplossingen die zowel het monument als de verduurzamingsopgave recht doen. Uiteindelijk is gekozen voor een bodemwarmtepomp, waarmee de installaties volledig inpandig en onzichtbaar konden worden geïntegreerd. 

Een tweede les gaat over de vraag of isolatie van bepaalde onderdelen echt noodzakelijk is. Omdat het pand kort voor de herbestemming opnieuw was geschilderd, zou gevelisolatie of de toepassing van vacuümglas te ingrijpend zijn geweest. Achterzetramen bleken technisch onhaalbaar vanwege de rijke binnenafwerking. Een speciale coating, die tot dertig procent warmteverlies had kunnen beperken, werd overwogen maar uiteindelijk niet toegepast vanwege twijfels over de noodzaak. In overleg met de installateur werd besloten de situatie een jaar te monitoren. Inmiddels is gebleken dat aanvullende maatregelen niet nodig zijn, mede omdat de glaspartijen zich vooral op galerijniveau bevinden, waar koudeval nauwelijks merkbaar is.

Doorsnede van installatietechniek (Kodde architecten)

(Tekst: Sander van Alphen | Beeld: André Russcher)

Deel dit artikel

Categorieën

Tags

Gerelateerde berichten

  • Leuker dan sloop – over ontwerpkracht, lef en de rol van ambtenaren

    Categorie: Duurzaamheid

    Op 30 oktober organiseren wij de Noord-Hollandse Dag van Herbestemming en Duurzaamheid. Dit jaar trappen we af met een keynote van Ninke Happel (Happel Cornelisse Verhoeven).

  • Biobased isoleren in een stolpboerderij

    Categorie: Duurzaamheid, Voorbeeldprojecten

    In 2023 werd deze stolp gekocht door Roel de Nijs en Aletta Boelens, met het plan het gebouw te transformeren tot woning met een Bed & Breakfast.