Gered van de sloop: de renovatie van de Rode Buurt in Zaandijk
Projectgegevens
Naam project: Renovatie en nieuwbouw Rode Buurt
Locatie: Zaandijk, gemeente Zaanstad
Status: Arbeiderswijk met hoge cultuurhistorische waarde (orde 1)
Eigenaar: Woningcorporatie Parteon
Architect (oorspronkelijk): Gulden & Geldmaker
Bouwjaar: 1919-1921
Bouwstijl: Amsterdamse School, traditionalistisch
Ontwerp renovatie en nieuwbouw: Hooyschuur architecten
Gerealiseerd: 2024
Bevindingen
- De Rode Buurt in Zaandijk maakt deel uit van een rijke verzameling aan vroeg twintigste-eeuwse arbeiderswijken in Zaanstad, zoals de Rosmolenwijk, de Talmabuurt en de Indische buurt in Wormerveer.
- Deze wijken zijn gebouwd in de geest van de Woningwet van 1901 en zijn vaak ontworpen door vooruitstrevende architecten als Gulden & Geldmaker, of stedenbouwkundigen als P. Verhagen.
- Ze kenmerken zich door baksteenarchitectuur, tuindorpachtige verkavelingen en een eenvoudige maar zorgvuldige detaillering. Veel van deze buurten zijn in het verleden al deels gesloopt, maar krijgen door cultuurhistorische waardering in gemeentebeleid steeds vaker bescherming.
- De Rode Buurt heeft binnen deze context een bijzondere positie als intact gebleven ensemble met hoge stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarden.
- De naam verwijst niet alleen naar de kleur van het metselwerk van de woningen, maar ook naar de ideologische kleur van de wijk (socialistisch).
- De buurt werd gebouwd in de periode 1919–1921 op initiatief van de woningbouwvereniging Zaandijk, opgericht door lokale arbeiders. Daarmee is de buurt een voorbeeld van de collectieve vereniging en sociale vooruitgang van de arbeidersklasse.
- De straatnamen verwijzen naar belangrijke socialisten: Domela Nieuwenhuis, Karl Marx en Samuel van Houten.

Voormalige tabakszaak op de hoek van de Goeman Borgesiusstraat en Karl Marxstraat.
Proces
De wijk, bestaande uit drie complexen met in totaal 96 woningen, verkeerde in matige tot slechte bouwkundige staat. Funderingen waren verzakt, kozijnen verrot en eerdere renovaties uit de jaren '80 hadden het historische beeld deels aangetast. Parteon wilde aanvankelijk de hele buurt slopen. Op aandringen van bewoners werd in 2019 een uitgebreid onderzoek gestart naar alle mogelijke varianten; van volledig sloop tot maximaal behoud.
Dit leidde uiteindelijk tot een compromis; het centrale deel van de Domela Nieuwenhuisstraat met 26 woningen werd gesloopt en vervangen door passende nieuwbouw, terwijl de overige 70 woningen in de Karl Marxstraat, P.L. Takkade en Goeman Borgesiusstraat grondig gerenoveerd werden. Bij alle woningen is funderingsherstel uitgevoerd. Dat was nodig vanwege de ligging op veengrond. De uitbouwen aan de achterzijde zijn verbreed tot ongeveer 2,7 meter, waarmee ruimte ontstond voor een ruimere keuken en installaties, en tegelijkertijd een nieuwe funderingsbasis werd gelegd.
Bij de renovatie werden de volgende verduurzamingsmaatregelen toegepast:
- Alle woningen zijn volledig van het gas afgesloten.
- Elke woning is uitgerust met een individuele bodem-warmtepomp.
- Mechanische ventilatie met warmteterugwinning zorgt voor een gezond binnenklimaat.
- De gevels werden aan de binnenzijde geïsoleerd met voorzetwanden. Zo bleef het oorspronkelijke gevel- en straatbeeld behouden. Ook de daken zijn aan de binnenzijde geïsoleerd.
- De houten kozijnen zijn vernieuwd met HR++ glas in oorspronkelijke roedeverdeling, vaak met Wiener Sprosse om het historische beeld te benaderen.
Hoewel er aanvankelijk zonnepanelen waren voorzien, is daar uiteindelijk van afgezien. Door de salderingsregeling en de technische efficiëntie van de warmtepompen bleek het energetisch rendement beperkt. De woning hebben daarom geen "nul-op-de-meter".
Succesfactoren
Het succes van de verduurzamingsoperatie in de Rode Buurt is toe te schrijven aan de open houding van alle betrokken partijen: de woningcorporatie Parteon, de gemeente Zaanstad, de architect en de bewoners. Vanaf het begin werd erkend dat een besluit over sloop of renovatie niet zwart-wit is, en dat het verkennen van meerdere scenario's – variërend van volledige sloop-nieuwbouw tot cascoherstel met technische upgrades – nodig was om draagvlak te creëren. Door de varianten naast elkaar te leggen en te visualiseren, ontstond voor zowel opdrachtgever als gemeente een genuanceerd gesprek over de werkelijke waarde van de wijk: niet alleen economisch, maar ook ruimtelijk, sociaal en historisch.
Een tweede succesfactor was de keuze om maatwerk te verkiezen boven standaardoplossingen. Hoewel Parteon aanvankelijk twijfels had over de meerkosten van behoud en restauratie, werd uiteindelijk ingezien dat de cultuurhistorische waarde van de wijk iets toevoegde wat niet in geld is uit te drukken. Het feit dat meer dan 60% van de oorspronkelijke bewoners na de renovatie is teruggekeerd, bevestigt dat gevoel van identiteit en continuïteit. In vergelijkbare projecten is dat percentage vaak niet hoger dan 25 à 30%.
Dat het project ook financiële steun kreeg uit de Erfgoeddeal droeg bij aan de kwaliteit van het totaalplan. Hierdoor konden kwaliteitsimpulsen worden gegeven aan de klimaatadaptieve inrichting van de openbare ruimte die anders buiten het budget zouden vallen, zoals het toevoegen van geveltuinen, groen in de straat, ruimte voor bomen en natuurinclusief bouwen.
Struikelblokken
Hoewel het eindresultaat als geslaagd mag worden beschouwd, verliep het traject zeker niet zonder obstakels. Eén van de voornaamste struikelblokken was het spanningsveld tussen de ambities van de ontwerpende partijen en de financiële randvoorwaarden van de corporatie. In de beginfase werd sterk ingezet op volledige sloop en nieuwbouw, onder meer vanwege de slechte staat van sommige funderingen en de onzekerheid over de exploitatiekosten op lange termijn. Het vergde veel overtuigingskracht om duidelijk te maken dat renovatie van delen van de wijk niet alleen technisch haalbaar, maar ook cultuurhistorisch en sociaalmaatschappelijk wenselijk was.
Ook op technisch vlak ontstonden de nodige uitdagingen. De funderingen van sommige woningen bleken slechter dan verwacht, vooral op plekken waar de wijk op voormalige sloten was gebouwd. Dit vergde ingrijpend funderingsherstel, gecombineerd met uitbreiding van de woningen aan de achterzijde om ruimte te creëren voor installatietechniek. Die uitbreidingen zijn functioneel, maar betekenen ook dat het historische casco aan de tuinzijde gedeeltelijk is verdwenen – een compromis dat niet iedereen vanzelfsprekend vond.
Een ander struikelblok lag in de afstemming tussen gemeente en woningcorporatie over de inrichting van de buitenruimte. Hoewel het Karl Marxplantsoen een nieuwe invulling krijgt en de bomen behouden blijven, was er discussie over de inrichting, de mate van verharding en de positie van erfafscheidingen. Bovendien bemoeilijkte de bodemdaling in het gebied de aanleg van een toekomstbestendig maaiveld en duurde het lang om een geschikte plek te vinden voor de inpassing van een nieuw trafohuis.
Lessen
De renovatie van de Rode Buurt biedt waardevolle lessen voor andere gemeenten met sociale woningbouwwijken en woningcorporaties die voor de opgave staan hun woningvoorraad te verduurzamen.
Een eerste les is dat cultuurhistorische waarden niet uitsluitend voortkomen uit een beschermde status. Ook wijken zonder formele aanwijzing, zoals veel arbeidersbuurten uit het begin van de twintigste eeuw, kunnen van grote betekenis zijn voor het cultuurhistorische verhaal en de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Het is aan gemeenten om deze kwaliteiten tijdig te inventariseren en beleidsmatig te beschermen. Zoals de gemeente Zaanstad heeft gedaan: eerst met een cultuurhistorische quickscan (met archiefonderzoek), vervolgens met een cultuurhistorische verkenning en waardering, en ten slotte met het formuleren van beoordelingscriteria in de welstandsnota.
Daarnaast toont de Rode Buurt aan dat het behoud en hergebruik van bestaande woningen goed mogelijk is, mits het casco nog in orde is en de maatvoering voldoende ruimte biedt voor een functionele, bruikbare woning. Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat renovatie doorgaans kostenefficiënter is dan sloop en nieuwbouw, en bovendien aanzienlijk minder CO₂-uitstoot veroorzaakt. Doordat het plan wordt getoetst aan het Bouwbesluit voor bestaande bouw, hoeft het niet te voldoen aan de strengere nieuwbouweisen, zoals die voor daglichttoetreding, plafondhoogte en traphelling.
Als sloop in uitzonderlijke gevallen toch noodzakelijk blijkt – bijvoorbeeld bij ernstige funderingsproblemen – dan is het hergebruiken van karakteristieke bouwmaterialen een alternatief om erfgoedwaarden deels te behouden. De Boerenjonkerbuurt in Zaanstad laat zien dat dit in de praktijk goed uitvoerbaar is. Toch verdient renovatie, zoals in de Rode Buurt, altijd de voorkeur; zowel vanuit duurzaamheid als vanuit cultuurhistorisch perspectief.
Bronnen
- Podcast: Verborgen in het Zicht, Erfgoeddeal
- Boek: Rijp voor de Sloop, Fleur Grandiek
- Brochure: Sociale Woningbouw, Heemschut
- Rapport: Cultuurhistorische inventarisatie en waardering sociale woningbouwwijken 1900-1945, gemeente Zaanstad
- Reportage: Duurzame woningen van 100 jaar oud, in Zaandam fiksen ze dat met hergebruikte materialen, NH-nieuws: https://www.nhnieuws.nl/nieuws/344614/duurzame-woningen-van-100-jaar-oud-in-zaandam-fiksen-ze-dat-met-hergebruikte-materialen
- Publicatie: Beter dan Sloop, Fred Feddes
(Tekst: Sander van Alphen | Beeld: André Russcher)
Deel dit artikel
Categorieën
Tags
Gerelateerde berichten

De vleermuizen in de Bavokerk
Categorie: Voorbeeldprojecten
Bij de restauratie van de Bavokerk in Haarlem kregen vleermuizen nieuwe verblijfplaatsen, waardoor zowel het Müllerorgel als de dieren worden beschermd — een mooi voorbeeld van natuurinclusieve monumentenzorg.

Leuker dan sloop – over ontwerpkracht, lef en de rol van ambtenaren
Categorie: Duurzaamheid
Op 30 oktober organiseren wij de Noord-Hollandse Dag van Herbestemming en Duurzaamheid. Dit jaar trappen we af met een keynote van Ninke Happel (Happel Cornelisse Verhoeven).



