Natuurbeheer en archeologische resten (van WO II): een kwetsbaar evenwicht
De kust van provincie Noord-Holland bestaat voor een groot gedeelte uit strand, met direct daarachter een veelal brede strook duingebied. Dit duingebied kent een zeer lange ontstaansgeschiedenis, waarbij met name de laatste tien eeuwen bepalend zijn geweest voor het huidige karakter ervan: droog zand met hoge paraboolduinen, afgewisseld met lokale vennen en poelen. Om een dergelijk gebied niet volledig te laten verwilderen is het noodzakelijk de gebieden te beheren. Hiervoor zijn verschillende gebiedsbeheerders verantwoordelijk, waarvan PWN, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer de belangrijkste zijn. Zij staan voor een grote opgave om de balans tussen natuurontwikkeling en verruiging op een gezonde manier te behouden.
Een voorbeeld is de Amerikaanse Vogelkers, een plantensoort die vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw is aangeplant maar die nu als zeer invasieve soort juist bestreden dient te worden, voordat deze de gehele biodiversiteit verstoort. De bestrijding gebeurt door middel van het afplaggen van de humeuze bovenlaag, waarbij de niet gewenste soort wordt verwijderd en men hoopt dat de oorspronkelijke vegetatie zich herstelt. Verruiging van de natuur, inclusief verstuiving van delen van het gebied is hier het gewenste resultaat. Hier ligt ook meteen het spanningsveld met de cultuurhistorische waarden in deze gebieden. Met name de fysieke resten van de Tweede Wereldoorlog, in de vorm van loopgraven en (ondergestoven) gemetselde en betonnen verdedigingswerken liggen direct aan het oppervlak en natuurbeheersmaatregelen vormen een potentiële bedreiging voor de kwaliteit van deze resten.
Resten van de Tweede Wereldoorlog: de Atlantikwall
Binnen het duingebied van Noord-Holland komen we veelvuldig resten tegen van verdedigingswerken uit met name de Tweede Wereldoorlog. Direct na de capitulatie op 15 mei 1940 werd de Nederlandse kust stukje bij beetje door de Duitse troepen bezet. Voorbereidingen voor een invasie van het Verenigd Koninkrijk vormde hierbij aanvankelijk de aanleiding. Toen in 1941 deze invasie mislukte, en ook aan het Russische front veel verliezen werden geleden, sloeg de schrik bij de Duitse bezetter toe. Het idee werd geboren om het kwetsbare westelijke front te versterken door een meer dan 5000 kilometer lange kustverdedigingslinie: de ‘Neue Westwall’ en later uitgebreid tot de Atlantikwall. De Atlantikwall bestond uit een verzameling van zelfstandig opererende en rondom verdedigde steunpunten. Deze complexen werden met tactisch geplaatste of aaneengesloten gordels van versperringen als een figuurlijke ‘ketting’ aan elkaar geregen tot een linie. Opmerkelijk detail hierbij is dat de bouw van veel verdedigingswerken pas in 1943 werd gestart en in 1944 werd afgerond: deze verdedigingswerken hebben maar heel kort gefunctioneerd.
Natuurbeheer en archeologie: de casus Marine-Seeziel-Batterie Langerak bij Bloemendaal
Toen de gemeente Bloemendaal in 2020 het voornemen had mogelijke bescherming van restanten van de Atlantikwall te onderzoeken, was een inventarisatie van deze resten een eerste stap in het proces. Op basis van historisch kaartmateriaal, luchtfoto’s en radarbeelden werd op locatie in de duinen de aanwezigheid van de vele bunkerscomplexen en daartussen gelegen verdedigingswerken in kaart gebracht. Bij één van deze zoeklichtopstellingen, onderdeel uitmakend van de Seeziel Batterie Langerak, werden niet alleen de resten van de zoeklichtopstelling zélf maar ook zogenaamde ‘zachte resten’, in de vorm van prikkeldraadversperringen, bekabeling en (gras)plaggenstructuren waargenomen. Deze ‘zachte resten’ zijn vrij komen te liggen in een diep uitgestoven duinpan, ontstaan als gevolg van het plaggen en laten stuiven van het duin.
Aangezien hier het vergunningentraject voorafgaand aan de plagwerkzaamheden goed doorlopen was, kon geen verstoorder, in de zin van het archeologisch principe ‘de verstoorder betaalt’, aangewezen worden. Wél werd tijdens een veldbezoek door zowel het bevoegd gezag – de gemeente Bloemendaal – als de terreinbeheerder – Natuurmonumenten – het belang ingezien om deze vrijgestoven ‘zachte resten’ eenmalig goed te registreren, om zo als blauwdruk te kunnen dienen voor wat zich zoal rondom de monumentale resten kan bevinden. Het idee hierbij was dat het ‘verhaal’ van de Tweede Wereldoorlog in de duinstreek hiermee meer inhoud en diepgang zou krijgen.
De registratie van de ‘zachte resten’ is op een archeologische manier uitgevoerd, op basis van een specifiek opgesteld Programma van Eisen en door een daartoe gecertificeerd archeologisch bureau met gebieds- en periodekennis. Hierbij is opgetekend wat op dat specifieke moment zichtbaar was zonder gravend onderzoek te gebruiken en met het besef dat dit een momentopname betrof. Een momentopname, want door de dynamiek van duinvorming is het oppervlak continue aan verandering onderhevig. Een belangrijke bevinding zijn de contouren van een uitgebreid plaggendek, dat tijdens het gebruik in de Tweede Wereldoorlog uitgestrekte delen van het duin bedekt zal hebben.
De benodigde plaggen werden door Duitse militairen, dwangarbeiders en (lokale) aannemers gestoken in de omgeving van Bloemendaal. Bijna elk grasveldje in de omgeving zal gesneuveld zijn, waarbij in totaal meer dan 40 hectare (!) moet zijn afgeplagd. Waartoe het plaggendek diende, is niet schriftelijk vastgelegd. Waarschijnlijk wilde men ter bescherming van mens en materiaal de verstuiving tegengaan. Wellicht dat ook camouflage een motief geweest is.
Het losse vondstmateriaal binnen het onderzoeksgebied is gevarieerd. Munitieresten tonen aan dat niet alleen Duitse munitie (vanuit de standaard Mauser) werd afgevuurd, maar ook Franse, waarschijnlijk uit buitgemaakte Franse karabijnen. Het persoonlijk leven van de soldaten wordt geïllustreerd aan de hand van de vondst van resten van donkerbruin glazen bierflesjes: de inwendige mens moest ook verzorgd, al was het gebruik van alcohol een doorn in het oog van de hogere Duitse officieren. Het gebruik van alcohol druiste immers in tegen het ideaal van een natie met jonge, sterke mannen, met een frisse geest die in de fabrieken en op het land werkten of aan het front streden.
Conclusie
Het verhaal van de ‘zachte resten’ bij Marine Seeziel Batterie Langerak laat niet alleen zien dat het ‘verhaal’ van de Tweede Wereldoorlog meer is dan alleen losse bunkers. Ook het persoonlijke aspect van de oorlog, aan zowel de kant van de bezetter als de bezette is door deze archeologisch aanwijsbare restanten aanwezig binnen het uitgestrekte duingebied. Het onderzoek heeft ook het kwetsbare karakter van deze resten aangetoond. Een goede coördinatie van natuurbeheer kan voorkomen dat deze resten, of ze nou direct aan het oppervlak liggen, of onder opgestoven duinzand, ongezien verdwijnen of onherstelbaar beschadigd raken.
Niet alleen de resten uit de Tweede Wereldoorlog worden potentieel ‘bedreigd’, ook archeologische resten uit oudere perioden, van bronstijd tot aan middeleeuwen, liggen in het duin verscholen. Weliswaar liggen deze resten veelal afgedekt door dikke pakketten duinzand, maar ook hier kan verstuiving ervoor zorgen dat ze ineens aan het oppervlak komen te liggen en beschadigd raken. Het is daarbij aan de gemeenten, als bevoegd gezag, de taak om hier in het te voeren archeologiebeleid voldoende rekening mee te houden.
(Tekst en beeld (tenzij anders aangegeven): Sander Hakvoort.)
Deel dit artikel
Categorieën
Tags
Gerelateerde berichten
Masterclass: Erfgoedbescherming in het omgevingsplan
Categorie: Gebouwd erfgoed, Omgevingswet
Kijk nu de Masterclass: Erfgoedbescherming in het omgevingsplan!
Verslag Erfgoedteam: Erfgoed voorbij gemeentegrenzen
Categorie: Gebouwd erfgoed
Tijdens dit Erfgoedteam bespraken we erfgoed dat voorbij gemeentegrenzen gaat, zoals bijvoorbeeld de Hollandse Waterlinies en de Atlantikwall, maar ook stolpenstructuren en de Westfriese Omringdijk. Hoe kunnen gemeenten omgaan met erfgoed dat gemeentegrenzen (en in sommige gevallen zelfs provinciegrenzen) overstijgt?