Archeoloog in de klas

Projectgegevens

Naam Archeoloog in de klas
Gerealiseerd 2021
Projectleider Marjolein van den Dries
Beheer Bureau Archeologie, team Erfgoed (Gemeente Haarlem)
Deelnemende partijen Gemeente Haarlem, Archeologisch museum Haarlem
Gemeente Haarlem

Lokaal erfgoed, archeologie en jongeren

De bodem zit bomvol archeologie, en bij archeologisch onderzoek komen regelmatig razend interessante vondsten aan het licht. Als gemeente kun je inwoners in aanraking brengen met dit eigen ondergrondse erfgoed. Voor de hand liggende manieren zijn het organiseren van lezingen en open dagen op opgravingen, of het betrekken van lokale archeologische werkgroepen – maar deze activiteiten zijn in de eerste plaats op volwassenen gericht. Hoe breng je jongeren in aanraking met archeologie en erfgoed, en wat levert dat op? Archeoloog en museumconservator Marjolein van den Dries van het Archeologisch museum Haarlem ging met ons in gesprek. Aan de hand van het lesprogramma  ‘Archeoloog in de klas’ onderzoeken we wat je als gemeente op dit gebied kunt doen, met speciale aandacht voor diversiteit en inclusie en de waarde van lokaal erfgoed voor educatie.

Sinds het voorjaar van 2021 biedt het Archeologisch museum Haarlem een lespakket inclusief archeoloog aan: ‘Archeoloog in de klas’. In deze les van 1,5 uur komt het museum naar je toe: een archeoloog laat leerlingen kennismaken met het vak archeologie en het verleden van Haarlem. Haarlemse archeologische vondsten worden meegenomen naar de klas. Na een presentatie en een film krijgen de leerlingen in groepjes opdrachten. ‘Archeoloog in de klas’ is geschikt voor basisschoolleerlingen.

Werkproces

Het programma ‘Archeoloog in de klas’ werd gestart in een bijzondere periode: Nederland zat net in lockdown vanwege de COVID-pandemie. Marjolein: “Ik had scholen geboekt staan die naar het museum zouden komen en die belden allemaal dat ze niet konden komen. (…) Dus heb ik mijn programma van het museum vertaald naar wat je in de klas kunt doen.” Omdat ‘Archeoloog in de klas’ werd doorontwikkeld uit een bestaand programma was het weinig werk om samen te stellen. Marjolein: “Ik ben er twee, drie dagen mee bezig geweest. Dat is wel een beetje valsspelen – ik had al van alles op de plank.” De uitvoering kost Marjolein meer tijd.

De meeste kosten lagen bij de ontwikkeling van de les: in Haarlem betalen scholen voor een bezoek, wat het uitvoerende gedeelte dekt. Leerkrachten vinden het programma via de website van het museum of via het ‘cultuurmenu’ dat de gemeente Haarlem aanbiedt.

Wat vertelt de archeoloog in de klas? Marjolein legt uit dat bij het programma twee onderwerpen aan bod komen: het vak archeologie in het algemeen en, specifiek, archeologie in Haarlem. Ze vertelt haar verhaal en heeft daarna een circuit langs de tafelgroepjes in de klas. “20 minuten vertellen is de maximale tijd, langer houden kinderen echt niet uit. Daarna krijgt iedere tafel een opdracht en die gaan ze dan in groepjes langs. Ik begin met op elke tafel de delen van een opgegraven pijpenkopje: een steeltje en een kopje. Dat moeten ze in hun groepje onderzoeken. Wat denk je dat het is? Waar is het van gemaakt? En hoe oud is het?

De steeltjes en kopjes van twee pijpenkopjes die Marjolein van den Dries op de tafels legt (beeld: auteur).

Ik heb inmiddels aardig wat klassen gehad: als 10% het antwoord wist, dan is het al veel. Ze kennen het niet meer, een pijp rokende opa. Ze verzinnen van alles: bakje voor vogels om uit te drinken, schrijfstiftje, botje, bloemenvaasje… Dan zeg ik: dat is lastig, als archeoloog weet je soms ook niet wat het is. Tot ik het kopje en steeltje aan elkaar pas, dan begrijpen ze het opeens. Dan laat ik zien op een oude kaart van Haarlem waar het pijpje gevonden is, ik probeer de vondsten te relateren aan wat ze kennen.”

De inhoud van de leskist (beeld: auteur).
Het verleden van je plek als verbindende factor

Marjolein komt met het programma op uiteenlopende basisscholen terecht, waaronder ook speciaal basisonderwijs. Dit kunnen ook klassen zijn waarvan een groot deel van de kinderen ouders een niet-Nederlandse achtergrond. Marjolein: “Dan heb ik het wel over ‘ons erfgoed’, maar hun voorouders zijn het niet. Voor het verhaal maakt dit niet uit. Het gaat niet over voorouders, het gaat over de plek waar je bent.” Dat was in het verleden niet anders. “Hier woonden vroeger ook mensen, die kwamen ook overal vandaan.”

De locatie is dan ook het uitgangspunt van de les: “Ik laat wel eens een afbeelding van een oude kaart zien en dan mogen kinderen raden waar ze nu zijn. Meestal wijzen ze een plek in het midden aan, en dan zeg ik ‘daar is nu het centrum van Haarlem, híer zitten jullie’. ‘Maar daar zit niets!’ ‘Dat klopt! Een paar honderd jaar geleden stond hier nog niets, maar nu wel.’” Kinderen kennen de locatie en kunnen zich daardoor meteen iets bij het verhaal voorstellen. De plek waar ze nu wonen is dus een verbindende factor, niet alleen voor henzelf in het hier en nu, maar ook tussen het heden en het verleden. Marjolein: “Het gaat om de plek en de gebeurtenissen, en dat het allemaal mensen zijn die ook hebben gegeten, gedronken.”

De kinderen wijzen de archeoloog ook op haar eigen bubbel. “Soms hoor je iets compleet nieuws over voorwerpen. Dat kinderen deze herkennen en zeggen: ‘ja, dat heeft mijn oma in Marokko ook in de keuken, dit gebruiken we voor de couscous.’ Je krijgt hele andere verhalen. Dat is natuurlijk logisch, kinderen kijken vanuit hun eigen belevingswereld naar de voorwerpen.” Net zoals archeologen nu anders naar opgegraven voorwerpen kijken dan de mensen die ze ooit gebruikten. “Zo zie je maar weer, dat is van alle tijden.”

Kaart van Haarlem door Jacob van Deventer, 1539 (beeld: Noord-Hollands Archief).
Succesfactoren

Een programma als ‘Archeoloog in de klas’ biedt verschillende voordelen voor gemeentes. Ten eerste maken kinderen kennis met archeologie, waarmee het draagvlak voor archeologie wordt vergroot. Marjolein: “kinderen zijn de toekomst, dáár moet je beginnen. Bij jongeren kweek je maatschappelijk draagvlak voor archeologie en kan je meegeven waarom zorg voor ons erfgoed van belang is. En dat is belangrijk: het is niet altijd makkelijk voor inwoners als zij bijvoorbeeld hun huis willen verbouwen en er achter komen dat ze daarvoor archeologisch onderzoek moeten financieren.” Een lesprogramma is een manier om jongeren op een positieve manier kennis te laten maken met archeologisch onderzoek. “Ik heb niet het ideologische beeld dat als ik na afloop van een les wegfiets, de kinderen precies weten wat de archeologie in Haarlem is. Maar in ieder geval hebben ze een beeld van wat een archeoloog doet en wat deze kan vinden.”

Ten tweede biedt de les de mogelijkheid om de eigen collectie te laten zien. “Binnen de gemeente Haarlem is publieksbereik een speerpunt, ook in het beleidsplan. Als gemeente vinden we het belangrijk dat iedereen op een laagdrempelige manier met archeologie in aanraking kan komen en het archeologische verhaal van de stad hoort.”

Een dergelijk lesprogramma past ook goed bij onderwerpen die in de basisschoolwereld belangrijk worden gevonden. Marjolein noemt voorbeelden: “21ste-eeuwse vaardigheden, burgerschapsvorming, maar ook omgevingsonderwijs. Een project als ‘Archeoloog in de klas’ leent zich ervoor om aan te sluiten bij lokaal gedragen erfgoed en onderwijs daarover. Het is leuk als je als gemeente een opgraving of een locatie uitkiest en kunt laten zien wat daar allemaal gevonden is.”

‘Archeoloog in de klas’ is heel populair geweest. Nu komen scholen liever naar het museum, maar in de periodes met COVID-restricties werd Marjolein regelmatig door scholen van ver buiten Haarlem opgebeld voor het programma. Mogelijk lag dat ook aan de goede vindbaarheid: ‘Archeoloog in de klas’ staat op het cultuurmenu van gemeente Haarlem. Scholen uit het primair onderwijs hebben budget om te besteden aan cultuurbeleid. Veel gemeentes of regio’s hebben een netwerk van cultuureducatieaanbieders, zoals een cultuurmenu, waarbij scholen terecht kunnen. Een programma dat is aangesloten, wordt automatisch bij scholen onder de aandacht gebracht.

Specifiek over ‘Archeoloog in de klas’ weet Marjolein nog een aantal succesfactoren te noemen: “Het was goed dat er in coronatijd iets was waarbij kinderen toch met cultuur en erfgoed in aanraking konden komen.” Daarnaast bleken ze het geweldig te vinden om vondsten van dichtbij te kunnen zien en aanraken. “Het is voor kinderen heel aantrekkelijk, om iets in je handen te hebben dat een paar honderd jaar oud is. Dat kan in het museum niet, daar zit het achter slot en grendel. Ook een succes is dat het project laagdrempelig aangeboden wordt, en dat het praktisch opgezet is: de archeoloog heeft opdrachten en materiaal bij zich. Kinderen zelf opdrachten in groepjes laten doen, werkt erg goed. Al is het maar een tekenopdracht: teken van deze scherf een mooie pot. Uit dit project blijkt dat je met weinig al heel veel kunt doen.”

De vondstenkrat, omgetoverd tot leskist voor 'Archeoloog in de klas’ (Beeld: auteur).
Struikelblokken

Hoewel de ontwikkeling van ‘Archeoloog in de klas’ weinig tijd kostte, is de uitvoering niet altijd even makkelijk geweest. De grootste uitdaging bleek didactiek: als archeoloog ben je niet opgeleid tot docent. In tegenstelling tot een bezoek van de klas aan een museum – een leuk uitje – krijgt een bezoek van een archeoloog aan de klas vanzelf meer het karakter van een les. Marjolein: “Het voordeel is dat de juf of meester er bij zit. Die moet er ook bijblijven, want die is verantwoordelijk.”

Ook reageert iedere klas anders en kan het lastig zijn daar van tevoren rekening mee te houden. Marjolein vertelt over een ervaring in het speciaal basisonderwijs: “Ik had een groep met jongetjes met autisme die helemaal opgingen in het Deventer systeem [een classificatiesysteem voor het determineren van archeologisch aardewerk red.], ze vonden het helemaal fantastisch. Maar op dezelfde school, in een andere klas, zaten kinderen met een gedragsproblemen, die waren wat lastiger bij de les te betrekken. Je wilt van tevoren weten wat je krijgt, zodat je de juiste insteek kunt vinden.” Marjolein vraagt daarom bij scholen vooraf altijd of er speciale wensen zijn, maar krijgt die bijna nooit. “Je les aanpassen vergt wat voorbereidingstijd en je merkt dat daar in het onderwijs niet veel tijd voor is. Ze zijn allang blij dat er iemand komt.”

Tot slot zijn er praktische beperkingen. Marjolein bezoekt de scholen met een elektrische bakfiets van de archeologische dienst, met de leskist voorin. Ze fietst de hele stad door. Dit betekent wel dat het op fietsafstand moet zijn. En, nog een praktische overweging: je moet als aanbieder zorgen dat je zélf bereikbaar bent, dat er iemand is die kan worden benaderd voor vragen en planning.

Marjolein van den Dries met de elektrische bakfiets waarmee ze naar de scholen fietst (beeld: auteur).
Tips

Enkele tips voor gemeentes die zelf een initiatief met archeologie en educatie willen ontwikkelen:

  • Beginnen: Ga de samenwerking aan met een nabij gelegen school. Dan heb je meteen een plek om je idee uit te testen en krijg je gerichte feedback van docenten.
  • Vindbaarheid: Denk na over hoe scholen je initiatief kunnen terugvinden. Zorg voor zichtbaarheid op een website en bied het programma aan via een cultuuraanbieder, zoals een cultuurmenu van de gemeente.
  • Inhoud: Houd het eenvoudig en laagdrempelig. Je hoeft als gemeente geen eigen museum of vondsten te hebben. In plaats van je collectie meenemen, kun je ook iets laten maken dat geïnspireerd is op erfgoed uit je eigen gemeente, zoals spellen, puzzels en opdrachten. Ook attributen die archeologen gebruiken bij opgravingen zijn een grote hit. Met een doos vol spullen en een presentatie kun je al veel vertellen.
  • Geen eigen archeoloog? Een gemeente kan ook leskoffers (laten) maken die gebruikt kunnen worden in de klas. Daarin kun je werken met (replica)vondsten en een heldere les uitschrijven die een docent kan gebruiken. Een andere laagdrempelige optie is om als gemeente een spreekbeurtkist samen te stellen, die uitgeleend kan worden. Daar zitten dan bijvoorbeeld scherven, pijpenkopjes, vuursteen, een troffel en vondstzakjes in. Kinderen moeten zelf hun spreekbeurt maken, maar krijgen een basis aangereikt waarmee ze aan de slag kunnen. Voor het uitlenen kan de samenwerking worden opgezocht met een lokale historische of archeologische vereniging, stichting, museum of bibliotheek.
Tot slot

Een archeologisch lesprogramma is een laagdrempelige manier om jongeren in contact te brengen met archeologisch erfgoed, de collectie uit te dragen en het draagvlak voor archeologie te vergroten. Inspelen op de locatie is daarbij een troef. In Marjoleins ideale wereld heeft elke gemeente dan ook tenminste een leskistje of een spreekbeurtkoffertje. “Of je het nu groot maakt of klein houdt: het zou toegankelijker moeten zijn dan het nu is.” Deze opvatting speelt ook landelijk. Over het toegankelijk maken van archeologie en zorgen voor betrokkenheid bij een breed publiek verscheen eerder dit jaar een advies door de Raad voor Cultuur in het rapport ‘Archeologie bij de Tijd’.

En de plannen voor ‘Archeoloog in de klas’? Marjolein wilt het programma verder ontwikkelen zodat het beter aansluit bij speciaal onderwijs. Ook wil ze graag iets doen met het VMBO, want daar gebeurt erg weinig op het gebied van erfgoed. Ze heeft volop ideeën voor nieuwe varianten, bijvoorbeeld met de beerput als onderwerp. “Het kan leuk zijn om je meer te verdiepen. Daar is nu weinig tijd voor – wat dat betreft was het een zegen dat corona kwam; daardoor kon ik dit ontwikkelen.”

Een les duurt ongeveer 1,5 uur  (kosten: €70,00), en is beschikbaar in de ochtenden in de regio Haarlem. Scholen en gemeenten met vragen, kunnen contact opnemen met het Archeologisch Museum Haarlem voor meer informatie.

(Tekst & beeld (tenzij anders vermeld): Tessel Grijp. Foto’s in de klas: Marjolein van den Dries.)

Deel dit artikel

Categorieën

Tags

Gerelateerde berichten

  • PERSBERICHT | Schatrijk – de Rede van Texel

    Categorie: Archeologie

    OOSTERLAND – Op donderdagmiddag 17 oktober lanceerde het Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland tijdens de Bodembiënnale in de Michaëlskerk in Oosterland de laatste editie van archeologietijdschrift Schatrijk. In deze editie staat de Rede van Texel centraal, eeuwenlang een onmisbaar logistiek knooppunt voor de Nederlandse scheepvaart. Tot wel honderden schepen lagen hier voor anker, wachtend op een gunstige wind om uit te varen. Een aantal ligt daar nog altijd, gezonken tijdens zware stormen: een rijksmuseum op de bodem van de Waddenzee.

  • Schatrijk – de Rede van Texel

    Categorie: Archeologie

    Benieuwd naar de verhalen die deze wrakken vertellen, en hoe ze (kunnen) worden beschermd? In deze Schatrijk lees je meer over de geschiedenis, de archeologie van het gebied, de huidige bedreigingen en wat er nodig is om dit erfgoed voor de toekomst te behouden.