Een natuurinclusief rijksmonument
Projectgegevens
Naam: Restauratie van het orgel en verplaatsen van vleermuizenverblijven
Locatie: Haarlem, Noord-Holland
Bouwjaar: 1370-1540
Orgel: 1735-1738
Status: Rijksmonument
Onderzoek: Endemica, vleermuiswerkgroep Vereniging Vrienden van de Grote of St.-Bavokerk
Opdrachtgever: Protestantse Gemeente Haarlem, Gemeente Haarlem
Functie: Religieus, cultureel
Oplevering: 2020
Bevindingen
- In Nederland leven ongeveer 19 verschillende soorten vleermuizen. De gewone dwergvleermuis is één van de meest voorkomende soorten in de provincie Noord-Holland.
- Alle vleermuizen zijn wettelijk beschermd. Je mag ze niet storen, vangen of hun verblijfplaatsen beschadigen. Bij het isoleren, restaureren of slopen van gebouwen moet er vaak eerst een ecologisch onderzoek plaatsvinden om te controleren of er vleermuizen aanwezig zijn.
- Verschillende soorten vleermuizen zijn zogeheten gebouwgebonden soorten. Oorspronkelijk bewoonden zij spleten en grotten in rotsen, maar tegenwoordig maken ze veel gebruik van bouwwerken. Gebouwen zoals kerken, boerderijen, bunkers en forten bieden vergelijkbare omstandigheden en zijn daardoor geschikt als verblijfplaats.
- Vleermuizen vormen om verschillende redenen kolonies. In het voorjaar vormen vrouwtjes kraamkolonies om te bevallen en hun jongen groot te brengen. De mannetjes zitten in het voorjaar en de zomer in zomerverblijfjes, apart of in kleine groepjes. In het najaar bezetten mannetjes territoria rond een paarverblijf en proberen daar vrouwtjes heen te lokken. Voor hun winterslaap kiezen ze koele, windstille plekken, voldoende vochtig om niet uit te drogen. Een winterverblijf kan grote aantallen vleermuizen bevatten.
- Vleermuizen wisselen vaak van verblijf vanwege klimaatwisselingen, parasieten of verstoringen. Een vleermuis kent meestal meerdere verblijfplaatsen.
- Elke vleermuissoort stelt zijn eigen eisen aan temperatuur, luchtvochtigheid en de soort verblijfplaats, maar allemaal hebben ze behoefte aan stabiele omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de spouwmuren van trapportalen van flatgebouwen, die zijn meestal onverwarmd, maar het vriest er niet.
- Vaak zitten vleermuizen achter daklijsten, in spouwmuren of kieren. Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel. Voor sommige soorten is een ruimte ter grootte van een luciferdoosje al voldoende om zich in te verstoppen.
- Vleermuizen slapen overdag in hun verblijfplaatsen. 's Nachts jagen ze op insecten. Een vleermuis eet per nacht honderden tot duizenden insecten (muggen, motten, kevers). Dit helpt overlast en schade (bijvoorbeeld in de landbouw of bossen) verminderen.
- De aanwezigheid of juist het verdwijnen van vleermuizen zegt veel over de kwaliteit van het ecosysteem, omdat ze hoog in de voedselketen staan en daarmee een gevoelige graadmeter zijn voor veranderingen in hun leefomgeving.
- Door de energietransitie zijn er steeds meer geïsoleerde huizen en blijven er minder geschikte verblijfsplekken over voor vleermuizen. Monumentale gebouwen zoals de Bavokerk worden daardoor belangrijker als compensatie.

Het Müllerorgel is het hoofdorgel van de Grote of Sint-Bavokerk te Haarlem. Op de aansluiting tussen het zuidwestelijke boograam en de houten zoldering zat het massawinterverblijf (wit omcirkeld). Foto: André Russcher

Een gewone dwergvleermuis die net een meelworm gevoerd heeft gekregen. Foto: Bas van Vlijmen
Proces
De Bavokerk in Haarlem is een aantrekkelijke plek voor vleermuizen: hoge gewelven (veilig); dikke muren en geen verwarming (stabiel klimaat); niet dicht (toegankelijk) en overal kieren en gaten (verblijven). Vermoedelijk maken ze hier al eeuwenlang gebruik van, al zijn daarover weinig historische bronnen bekend. De vleermuizen raken gedocumenteerd vanaf de jaren 1980 als kosters en incidentele vleermuisonderzoekers zich gaan bekommeren om verzwakte vleermuizen.
In de afgelopen decennia bevond zich linksboven het wereldberoemde Müllerorgel een grote kolonie gewone dwergvleermuizen die de kerk als winterverblijf gebruikte. Ze kwamen binnen via meerdere openingen, waaronder een kapot ruitje in een boograam in de lichtbeuk van het koor en een kier rond een muuranker in het schip.
Het winterverblijf zat op de plek waar het houten gewelf aansluit op de stenen muur in de zuidwesthoek van het schip. Deze hoek bood een stabiel en veilig microklimaat. Een betonnen vloer die in de Tweede Wereldoorlog was aangebracht ter bescherming van het orgel tegen instorten van het dak, zorgde mogelijk voor extra temperatuurbuffering.
Over de periode voor 2020 was bekend dat er veel vleermuizen in de kerk doodgingen omdat ze de uitgang niet meer konden vinden. Dit gebeurde vooral tijdens het zwermseizoen in augustus als vleermuizen elkaar wijzen op winterverblijfplaatsen. De werkgroep vermoedt dat dit komt door de repetitieve vormen van de vele boogramen, die lastig te onderscheiden zijn voor vleermuizen. In 2020 zijn er 116 dode en 85 verzwakte dieren geteld die vaak na bijvoeding weer opknapten.
Vleermuizen doen graag een poep en een plas in de buurt van hun kolonie. Omdat deze linksboven het orgel zat vervuilde dit in de loop van tientallen jaren. Zo was de orgelkas bezaaid met vleermuizenkeutels en op de loden orgelpijpen zaten veel vlekjes die veroorzaakt waren door vleermuisplas. Tijd voor een schoonmaakbeurt.
Om meerdere redenen was het orgel toe aan restauratie. Bij de voorbereiding van de restauratie werd besloten om ook een ecologisch onderzoek uit te voeren om de vervuiling door vleermuizen in de toekomst te voorkomen. Bureau Endemica voerde dit onderzoek uit in samenwerking met de vleermuiswerkgroep in 2020 en adviseerde over maatregelen in lijn met de Wet natuurbescherming. Daarbij hadden zij nauw overleg met de stadsecoloog en afdeling vastgoed van de gemeente Haarlem. Doordat de vleermuizenwerkgroep voortdurend de bevindingen van het onderzoek gelijk met alle betrokken deelde is het proces soepel verlopen. De afdeling erfgoed van de gemeente was niet betrokken in het proces, omdat er geen vergunningplichtige ingrepen in het monument nodig waren. De meeste vleermuisvoorzieningen zijn namelijk reversibel en vormen geen aantasting van het uiterlijk, mits ze zorgvuldig worden uitgevoerd. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is wel op de hoogte gesteld van de plannen. Het behoud van de kerk als vleermuisverblijf heeft nooit ter discussie gestaan. Wel moest een alternatieve verblijfplaats worden aangeboden, zoals de wet voorschrijft en om het orgel te beschermen.
“Als ze er eenmaal zijn heb je ook een verantwoordelijkheid om een geschikte verblijfplaats te faciliteren.” – De vleermuiswerkgroep, Vrienden van de Bavo

Het zuidtransept was toegankelijk via twee toegangen, daar zijn er vier aan toegevoegd. Alle zichtbare toegangen zijn wit omcirkeld. Foto: André Russcher

De zolder van de noordwestelijke omgang van het schip is extra bereikbaar gemaakt met twee nieuwe toegangen (wit omcirkeld). Foto: André Russcher
Succesfactoren
In juli 2021 werd de ontheffingsaanvraag Natuurbescherming bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord gehonoreerd. Zo’n aanvraag houdt in dat toestemming wordt gevraagd om werkzaamheden of activiteiten uit te voeren die normaal gesproken verboden zijn op grond van de Wet natuurbescherming, omdat deze vleermuizen kunnen verstoren of hun verblijfplaatsen kunnen aantasten. De ontheffing kwam precies op tijd om de twee oorspronkelijke ingangen vóór het zwermseizoen af te sluiten. Daarmee werd voorkomen dat vleermuizen opnieuw in de problemen zouden komen tijdens deze kwetsbare periode, waarin zij massaal rondvliegen en op zoek gaan naar nieuwe verblijfplaatsen.
Ruim een jaar eerder was al begonnen met het voorbereiden van alternatieve verblijven. Op de zolder van de zuidelijke dwarsbeuk (het zuidtransept) werd een ruimte ingericht die sterk leek op de oude locatie boven het orgel, met dezelfde oriëntatie op de zon en vrijwel identieke klimaatomstandigheden (slechts een halve graad warmer dan de oorspronkelijke plek van de winterkolonie). Daarnaast werd de zolder van de noordwestelijke omgang van het schip ingericht als tweede optie: hooggelegen, rustig en goed afsluitbaar, zodat de vleermuizen een veilige en stabiele plek zouden hebben zonder toegang tot de rest van de kerk.
De resultaten zijn bemoedigend. Het zuidtransept wordt inmiddels intensief gebruikt, al heeft zich er nog geen vaste kolonie gevestigd. De noordwestelijke omgang bleef aanvankelijk leeg, maar dit jaar zijn er voor het eerst vleermuizen waargenomen. Dankzij deze gecombineerde aanpak is de sterfte spectaculair afgenomen: van meer dan honderd dieren per jaar in het verleden naar slechts enkele individuen per jaar in 2025. Helemaal uitsluiten van sterfte is in een groot en complex gebouw als de Bavo niet mogelijk, maar de daling toont aan dat de maatregelen effectief zijn. Daarmee is het resultaat een duidelijke win-winsituatie: het orgel is beter beschermd en de vleermuizen behouden hun eeuwenoude verblijf in de kerk.

Dichtmaken van de kier bij het muuranker door MinRigs (Limmen). Foto: Chris Hoefsmit
Struikelblokken
Voor ingrepen in het leven van vleermuizen zijn maar een paar korte periodes in het jaar beschikbaar. Een struikelblok was de benodigde tijd voor de ontheffing van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord. Die nam veel meer tijd in beslag dan gehoopt en hield alle betrokkenen lang in spanning. Pas begin juli werd de ontheffing verleend, waardoor er nog maar zeer beperkt tijd overbleef om de doorgangen af te sluiten en opdracht te geven aan hierin gespecialiseerde ‘alpinisten’. Het moment was cruciaal want tussen het kraamseizoen en de zwermperiode verblijven er nauwelijks vleermuizen in de kerk. Juist dan moesten de ingangen worden gesloten om sterfte te voorkomen. De oorspronkelijke ontheffing was voor twee jaar. Intussen is deze twee keer verlengd. Het is handig in de initiële ontheffing al voor te sorteren op verlenging.
Om tijd te winnen is ruim voor de verlening van de ontheffing en voor het afsluiten van de toegangen begonnen met het inrichten van alternatieve zolders en het ophangen van acht vleermuiskasten, conform de wettelijke norm. Die norm is passend voor rijtjeshuizen of een flat maar voor een monumentaal gebouw als de Bavo lijkt dit wat overdreven, aangezien er voldoende verblijfsgelegenheden aanwezig zijn. De werkgroep had de middelen liever ingezet voor meer nieuwe toegangen, bouwkundige ingrepen of aanpassingen aan de buitenverlichting.

Dit was een onveilige toegang voor vleermuizen. Het ventilatierooster in de deur is daarom aangepast. Via de nieuwe toegang kunnen vleermuizen wel naar buiten maar niet naar binnen. Foto: André Russcher

Twee vleermuiskasten van de vier in het zuidtransept. Foto: André Russcher
Lessen
Het project in de Bavokerk laat zien dat monumentenzorg en natuurinclusiviteit goed samen kunnen gaan, mits er vroegtijdig en zorgvuldig wordt gehandeld. Een eerste belangrijke les is dat alternatieve verblijfplaatsen ruim vóór de ontheffing moeten kunnen worden ingericht. Dat voorkomt uitstel van maatregelen en daarmee sterfte. Vleermuizen hebben tijd nodig om nieuwe plekken te verkennen en te accepteren; alleen door vroeg te beginnen vergroot je de kans op succes. Even cruciaal is de timing van de maatregelen. Het afsluiten van ingangen of het uitvoeren van werkzaamheden kan uitsluitend in perioden waarin vleermuizen geen jongen hebben of niet in winterslaap zijn. Het juiste moment verschilt bovendien per soort, wat ecologische kennis onmisbaar maakt.
Een tweede les is dat het gedrag van vleermuizen slechts beperkt te sturen is. Bij aanvang van het project zijn verschillende pogingen gedaan vleermuizen naar de nieuw ontsloten zolders te lokken met lokgeluiden en met geur. Het is niet vastgesteld dat deze maatregelen ook daadwerkelijk meer vleermuizen hebben kunnen aantrekken.
De derde les is dat dit soort projecten nooit volledig “af” zijn en dat monitoring essentieel is. In de jaren na het verlenen van de ontheffing ontdekten de vleermuizen tot drie keer toe nieuwe toegangen die voor hun overleven ongunstig waren. Er zijn aanvullende maatregelen genomen, zoals het afsluiten van deuren met ontsnappingsmogelijkheden, om sterfte en vervuiling te voorkomen. Met behulp van ultrasone detectors en warmtebeeldcamera’s kunnen soorten, aantallen en vliegbewegingen nauwkeurig worden gevolgd. Alleen door dit soort metingen en observaties wordt duidelijk of vleermuizen de nieuwe verblijfplaatsen daadwerkelijk benutten en/of aanvullende maatregelen nodig zijn om hun aanwezigheid in het monument op lange termijn veilig te stellen.
Voor de gemiddelde eigenaar van een woonhuismonument is dergelijke gespecialiseerde apparatuur vaak niet beschikbaar. Stimuleer daarom dat eigenaren vroegtijdig advies inwinnen bij de stadsecoloog, een onafhankelijke ecoloog of een lokale ecologische werkgroep. Deze specialisten kunnen vaststellen of er vleermuizen aanwezig zijn, om welke soorten het gaat en welke maatregelen passend zijn om verblijfplaatsen te behouden of te verbeteren.
Wil je meer lezen over het natuurinclusief maken van monumentale woonhuizen? Lees dan onze handreiking ‘Natuurinclusieve monumenten | woongebouwen‘ uit 2024.

Vleermuisdetector, waarmee de echolocatiegeluiden van vleermuizen worden geregistreerd om hun aanwezigheid en vliegbewegingen in het gebouw te monitoren. Alles ingebouwd om de kans op brandschade tot nul te reduceren. Foto: André Russcher

Een nieuw deurtje in een gang naar een zolder. De gang is afgesloten om de vleermuizen daar te houden waar ze veilig zijn en ze zich dus niet naar het hart van de kerk verspreiden. Foto: André Russcher
(Tekst: Sander van Alphen)
Deel dit artikel
Categorieën
Tags
Gerelateerde berichten

Van missie naar maatwerk: het Missiehuis
Categorie: Voorbeeldprojecten
Een belangrijke succesfactor van het project Albertshoeve was de manier waarop de archeologische vondsten zijn geïntegreerd in het ontwerp van de nieuwbouw. Architect Eddo Carels, destijds werkzaam bij bureau Reus en Leeuwenkamp, volgde het veldonderzoek met grote belangstelling.

Van opgraving tot ontwerp: project Albertshoeve
Categorie: Voorbeeldprojecten
Een belangrijke succesfactor van het project Albertshoeve was de manier waarop de archeologische vondsten zijn geïntegreerd in het ontwerp van de nieuwbouw. Architect Eddo Carels, destijds werkzaam bij bureau Reus en Leeuwenkamp, volgde het veldonderzoek met grote belangstelling.