Bijzonder Provinciaal Landschap en archeologie: drie raakvlakken
Noord-Holland is een provincie met een divers palet aan landschappen: van het kustgebied met welvende duinen, stuwwallen met bospercelen tot aan de vele veenpolders met kenmerkende verkavelingsvormen en ontginningssloten. 32 van deze gebieden zijn aangewezen als Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL). Ieder BPL is beschreven in de brochure ‘Bijzonder Provinciaal Landschap – 32 landschappen en kernkwaliteiten’. Een van de kernkwaliteiten van het BPL is de aardkunde, ofwel de ondergrond. Deze is op zich al relevant voor de ontwikkelingsgeschiedenis van Noord-Holland, maar is hier ook nog relevant voor het ondergronds cultureel erfgoed. Aardkundige en archeologische waarden zijn innig met elkaar verweven. Is het beleid hier ook op ingesteld? Deze vraag biedt stof tot nadenken.
Archeologie in aardkunde: praktijk en beleid
De aardkundige waarden worden gevormd door de geologische ondergrond en de fysieke kenmerken aan het oppervlak. Deze waarden raken archeologie direct: hooggelegen zandgronden (stuwwallen) in het Gooi werden in het Paleolithicum afgestruind door jagers-verzamelaars, de kreekruggen in West-Friesland werden in het Neolithicum al bewoond en bewerkt en de veengebieden in bijvoorbeeld de Zaanstreek waren vestigingsplaatsen voor de (vee)boeren in de ijzertijd. Zo vanzelfsprekend als de waarden aan elkaar relateren, zo divers is het beleid. Terwijl archeologie in de gemeentelijke praktijk aan de orde komt bij ruimtelijke ontwikkelingen als deel van de omgevingsvergunning, is de bescherming van het BPL anders geregeld.
Landschappen die zijn aangewezen als BPL worden beschermd tegen stedenbouwkundige of infrastructurele ontwikkeling door middel van de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020. Deze bescherming ligt echter onder een constante druk, bijvoorbeeld door beperkte ruimte in Noord-Holland en de wens tot stedelijke uitbreiding. Om dit te reguleren is regelgeving nodig. Per aangewezen gebied is in de brochure ‘Bijzonder Provinciaal Landschap- 32 landschappen en kernkwaliteiten’ daartoe een handreiking gedaan.
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk in een BPL, zolang de kernkwaliteiten niet worden aangetast. Het gaat dan om ontwikkelingen als de aanleg van fietspaden, energievoorzieningen of kleinschalige woningbouw of bouwwerken met een oppervlak van minder dan 500 m2. Voor handhaving en vergunningverlening zijn de gemeenten aan zet: sinds november 2020 is de zorg voor het BPL een taak van de gemeenten. Eerder verscheen over dit onderwerp een artikel op onze website, zie Interview Martin Vos: aardkundige waarden in de omgevingsverordening – Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland (steunpunterfgoednh.nl).
Beleid omtrent het BPL en de Archeologische Monumentenzorg kan elkaar versterken en van elkaar profiteren, maar soms ook juist conflicteren. We geven drie voorbeelden.
2-in-1 bescherming of juist niet?
Doordat zowel archeologie als aardkunde deel uitmaakt van de fysieke ondergrond, kunnen beschermingsregimes in beleid elkaar versterken. Daar waar aantasting van het BPL middels de Omgevingsverordening wordt voorkomen, is een bijeffect dat ook de dieper gelegen archeologische waarden niet worden geraakt. Dat is goed nieuws. Voor sommige landschappen geldt voor aantasting van de bodem echter een vrijstelling. Afhankelijk van het BPL en het type aardkundige waarde kan dit variëren van 30 cm tot een meter onder maaiveld. Relatief jonge archeologische waarden (bijvoorbeeld resten uit de Tweede Wereldoorlog) en laatmiddeleeuwse archeologische waarden liggen juist vaak direct onder de graszoden of de bouwvoor, de bovenste veel bewerkte laag. Hier geldt wel een regime voor archeologie. Met andere woorden; vrijstelling van het een is dus niet vanzelfsprekend een vrijstelling van het ander.
Compensatiemaatregelen bij BPL
De bescherming van het BPL richt zich specifiek op de verschijningsvorm en het behoud van het landschap. Daarbij wordt goed nagedacht over het landschap zoals we dat nu waarnemen. Dit is natuurlijk goed voor het landschap, maar ook voor archeologie. Immers, waar de kernkwaliteiten behouden moeten blijven, wordt ook het ondergronds erfgoed niet geraakt. In het geval dat toch ontwikkelingen plaatsvinden en daarbij compensatiemaatregelen getroffen worden, schuilt daarin een risico: deze ingrepen kunnen archeologische waarden verstoren. Bijvoorbeeld wanneer een verkavelingspatroon wordt aangepast en nieuwe sloten gegraven worden. Verlies van archeologische waarden kan niet gecompenseerd worden. Andersom kan archeologisch onderzoek juist zorgen voor aantasting (vergraving) van het bovengrondse landschap.
Archeologisch onderzoek vergroot kennis over aardkundige waarde, en andersom
De Archeologische Monumentenzorgcyclus – een opeenvolging van archeologisch bureauonderzoek, archeologisch booronderzoek en gravend onderzoek in de vorm van proefsleuven en/of eventueel een opgraving – kan bijdragen aan de kennis over de aardkunde. De aardkundige fenomenen houden niet op bij de beleidsmatige begrenzing van het gebied. Door bijvoorbeeld een booronderzoek uit te breiden met enkele diepere grondboringen krijgen we inzicht in de opbouw van de diepere ondergrond en daarmee in de aardkunde. Gravend onderzoek kan gebruikt worden om meerdere bodemprofielen meer in detail te documenteren. Dat heeft als meerwaarde dat kennis over de kernwaarde aardkunde van een BPL toeneemt.
Kennis in kaart, en wat is nodig?
Kortom, aardkunde en archeologie hebben elkaar iets te bieden. Inhoudelijk én beleidsmatig. Om dat zichtbaar te maken zijn kaarten een goed hulpmiddel. Maar voor de beste bescherming van beide is ook op elkaar aansluitend beleid nodig.
Gemeenten in Nederland werken met Archeologische Beleidskaarten, waarin met duidelijke beleidsregels is omschreven wat mogelijk is bij ontwikkelingen. Daarbij worden oppervlakten en diepten gehanteerd. Deze regels zijn op hun beurt veelal overgenomen in de bestemmingsplannen als vrijstellingsgrenzen en beschermingsregimes. Ook de beschrijvingen van de Bijzonder Provinciaal Landschappen in de brochure lenen zich voor vertaling naar archeologische beleidskaarten.
Hoewel aardkunde en archeologie dus fysiek sterk verwant zijn, verschilt het beleid over de omgang met de twee waarden. De gemene deler is dat beide onder druk staan bij ruimtelijke ontwikkelingen. Door hiervan bewust te zijn en elkaar actief op te zoeken, wordt een meerwaarde voor beide gerealiseerd.
(Tekst: Sander Hakvoort & Annika Blonk-van den Bercken. Beeld: Sander Hakvoort)
Deel dit artikel
Categorieën
Tags
Gerelateerde berichten
PERSBERICHT | Schatrijk – de Rede van Texel
Categorie: Archeologie
OOSTERLAND – Op donderdagmiddag 17 oktober lanceerde het Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland tijdens de Bodembiënnale in de Michaëlskerk in Oosterland de laatste editie van archeologietijdschrift Schatrijk. In deze editie staat de Rede van Texel centraal, eeuwenlang een onmisbaar logistiek knooppunt voor de Nederlandse scheepvaart. Tot wel honderden schepen lagen hier voor anker, wachtend op een gunstige wind om uit te varen. Een aantal ligt daar nog altijd, gezonken tijdens zware stormen: een rijksmuseum op de bodem van de Waddenzee.
Schatrijk – de Rede van Texel
Categorie: Archeologie
Benieuwd naar de verhalen die deze wrakken vertellen, en hoe ze (kunnen) worden beschermd? In deze Schatrijk lees je meer over de geschiedenis, de archeologie van het gebied, de huidige bedreigingen en wat er nodig is om dit erfgoed voor de toekomst te behouden.